Korte samenvatting
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Jan, bloedverwant van Tis, een jaarlijkse cijns van twaalf schelling Luiks en twee kapoenen, gevestigd op een huis aan de Houtmarkt (te Maastricht), heeft verkocht aan de jonge meisjes Ida en Margareta, begijnen, dochters van Godfried van Wiggarberge.
Latijnse tekst van de oorkonde
Universisa ad quos presens scriptum pervenerit Daniel, Godefridus, Florentii filius, Gerardus, Gosmari filius, et Iohannes Sueuus, scabini Traiectenses, scire veritatem.
Testimonio litterarum presentium cum appensione nostrorum sigillorum protestamur quod interfuimus tamquam scabini ad hoc specialiter vocati ubi Iohannes, dictus cognatus Tiselini, in nostra presentia vendidit Ide et Margarete, puellis, beghinis, filiabus Godefridi de Wiggarberge, duodecim solidos Leodiensis et duos capones annui census in domo quadam, sita in Foro Lignorum, quam Adam qui pottos parat iure hereditarie tenet et a dicto Iohanne tenuerit, de qua domo solvunt heredes et solvent hereditarie de dictis duodecim solidis et duobus caponibus viginti et unum denarium Leodiensis et unum caponem annuatim monachis de Valle Dei etb quam domum et omnem censum domus dictus Iohannes Tiselinic et eius uxor necnon et eorum pueri ad opus dictarum puellarum, beghinarum, Ide videlicet et Margarete, effestucaverunt et omni iuri suo quod in dicta domo sollempniter renunciaverunt, et tantum fecerunt quod satisfactum fuit per omnia. Warandiam et omnem rationabilem querelam deponere infra annum et diem promiseruntc. Adiectumc est etiam [quo]d si aliquis dictam venditionem infra annum et diem a dictis puellis evicerit, quod Teutonice dicitur bescodden, extunc dictus Iohannes per tanti temporis spatium tantos denarios dictis puellis concedere tenetur per quod tempus denarios dictarum puellarum dictus Iohannes penes se dinoscitur tenuisse. Super condicionibus omnibus supradictis firmiter observandis curtim suam et domum suam in Foro et omnia alia bona sua titulo pignoris eisdem obligavit. Et promisit quod si aliquid ex dicto Adam per iusticiam scabinorum aut per amicitiam impetrare poterit, illud vendet dictis puellis secundum ratam et denariorum equivalentiam.
Actum anno Domini Mo CCo LXo sexto, in conversione beati Paulid.
Nederlandse vertaling
Daniel, Godfried, zoon van Florens, Gerard, zoon van Gosmar, en Jan Suevus, schepenen van Maastricht, maken onder aanhechting van hun zegels bekend dat zij als schepenen aanwezig waren toen Jan, bloedverwant van Tis, aan de jonge meisjes Ida en Margareta, begijnen, dochters van Godfried van Wiggarberge, een jaarlijkse cijns van twaalf schelling Luiks en twee kapoenen heeft verkocht, gevestigd op een huis op de Houtmarkt dat Adam, pottenbakker, erfrechtelijk van Jan houdt. Uit dit huis zullen de erfgenamen van de genoemde twaalf schelling en twee kapoenen jaarlijks 21 penning Luiks en één kapoen aan de monniken van Val-Dieu betalen. Jan, bloedverwant van Tis, zijn echtgenote en hun kinderen hebben ten behoeve van Ida en Margareta afstand gedaan van het huis en de gehele cijns daaruit en hebben plechtig afgezien van elk recht dat zij in dit huis hebben en ze hebben zoveel gedaan dat aan alle eisen is voldaan. Zij hebben beloofd binnen jaar en dag vrijwaring te verstrekken en elke redelijke klacht af te doen. Ook is er aan toegevoegd dat, indien iemand de verkoop binnen jaar en dag bij Ida en Margareta uitwint, wat in de volkstaal bescodden wordt genoemd, Jan vanaf dat moment zoveel penningen aan de meisjes zal moeten afstaan als hij onder zich heeft gehouden. Om zich te houden aan alle voorwaarden heeft Jan zijn hof en huis op de Markt en al zijn andere goederen als onderpand gesteld. Hij heeft tevens beloofd dat hij, mocht hij van Adam iets verwerven door een schepenvonnis of door vriendschap, hij dit aan Ida en Margareta zal verkopen volgens het tarief en het equivalent van de penningen.
Gedaan op 25 januari 1267.
Nadere toelichting
Lees meerSchepenen van Maastricht oorkonden dat Jan, bloedverwant van Tis, een jaarlijkse cijns van twaalf schelling Luiks en twee kapoenen, gevestigd op een huis aan de Houtmarkt (te Maastricht), heeft verkocht aan de jonge meisjes Ida en Margareta, begijnen, dochters van Godfried van Wiggarberge.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 451. Beschadigd. Met een getransfigeerde oorkonde van de schepenen van Maastricht d.d. 1276 juni 24, zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 43.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 16e-eeuwse hand: 126.
Bezegeling: vier bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de aangekondigde zegels van Daniel (supra Forum), Godfried, zoon van Florens, Gerard, zoon van Gosmar, en Jan Suevus, schepenen van Maastricht (LS1, LS2, LS3 en LS4).
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgaven
a. Doppler, ‘Schepenbrieven’, 20-21, nr. 2, naar A. – b. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 37-38 (met onvolledige vertaling), nr. 1267.01.25, naar A.
Regest
Haas, Chronologische lijst, 58, nr. 136.
Samenhang
Voor de schenking van deze cijns aan abt en convent van Val-Dieu te Aubel d.d. 1276 juni 24, zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 43.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert en kan worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 21.
Datering
Het gebruik van de paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet goed zichtbaar.
partners
donateurs



.avif)





