Korte samenvatting
Hilzondis, gravin van Strijen, laat op aanraden van haar echtgenoot Ansfried een kerk bouwen op haar eigen goed Thorn, waar zij en haar dochter Benedicta het kloosterleven zullen leiden. Zij geeft aan deze kerk haar eigen goed in het land van Strijen, dat eertijds door koning Zwentibold was geschonken, namelijk de kerk van Strijen, Geertruidenberg, de villa Gilze met toebehoren, de villa Baarle met het door haar gestichte Remigiusaltaar, het slot Sprundelheim aan de Merbatta, en een bos zoals het ligt tussen de twee Marken.
Latijnse tekst van de oorkonde
Nederlandse vertaling
Hilzondis, gravin van het land van Strijen, verlangt Hem die de bruidegom is van de maagden, te volgen en heeft op advies van haar heer (echtgenoot), Ansfried, een kerk laten bouwen op haar allodium van Thorn, opdat zij en haar dochter Benedicta daar volgens de regel van heilige gehoorzaamheid zodanig op aarde leven dat ze het verdienen om in de toekomst, bekleed met witte gewaden, onder de engelen te verschijnen in het domein van de rechtvaardige Rechter. Aangezien ze zich vrienden verwerft door middel van de geldduivel van de onrechtvaardigheid, heeft ze derhalve aan de genoemde kerk haar hele allodium overgedragen dat koning Zwentibold ooit in haar land van Strijen geschonken had. Vooral de kerk zelf van Strijen, die gewijd is aan de maagd Maria, Geertruidenberg, waar de zeer heilige Gertrudis lijfelijk heeft vertoefd en een door de heilige Amandus gewijde cel bezit, het dorp Gilze met toebehoren, het dorp Baarle met een door haar opgericht altaar ter ere van de heilige Remigius, het slot Sprundelheim volledig, zoals het gelegen is aan de stroom Merbatta (Moerwater), een bos om varkens te voeden zoals het ligt tussen de twee Marken, met alle recht, gemene weiden, tol, molen, cijns, weggeld en watergeld, weiden, bossen, akkers al dan niet ontgonnen, woeste gronden, moerlanden, vochtig en droog, hoog en diep, zoals Hilzondis en haar ouders ze in bezit hebben gehad. Niemand mag voogd zijn, tenzij degene die de broeders en zusters van Thorn uitgekozen hebben, en als iemand zich er met kwade bedoeling onder invloed van de duivel mee ingelaten heeft, moet hij veroordeeld worden door de heer van de wereld, de Keizer, die de wettige voogd van het klooster is. Hilzondis bezweert ook haar erfgenamen, de heren van Strijen, bij Hem, die is geweest en komen zal, dat ze geen strijd of kwaadwilligheid zullen veroorzaken met betrekking tot haar schenking, maar dat ze haar dochter en haar gemeenschap zullen verdedigen met wapenen en in rechte. Wie in strijd hiermee handelt, moge zijn deel krijgen met Dathan en Abyron, opdat hem geen zonde vergeven wordt, noch in het aardse bestaan, noch in de toekomst; laat dat zo gebeuren (bis).
Gegeven in Thorn, op 1 juni 992.
Getuigen waren: Jan, abt van Sint-Pantaleon, broeder Boudewijn, proost van Aldeneik, Gerard, deken; en de ridders van Hilzondis, gravin van Strijen: Frank van Dongen, Hendrik van Emelenberg en Gerard van Zundert, burggraaf van Hilzondis, I., dapifer; de ministerialen Epo, Christophorus en Gerard.
Nadere toelichting
Lees meer<Hilzondis, gravin van Strijen, sticht op aanraden van haar echtgenoot Ansfried een kloosterkerk op haar eigen goed Thorn, waar zij en haar dochter Benedicta het kloosterleven zullen leiden, en schenkt aan het klooster geheel haar eigen goed in het land van Strijen, dat eertijds door koning Zwentibold was geschonken, bestaande uit de kerk van Strijen, Geertruidenberg, de villa Gilze met toebehoren, de villa Baarle met het door haar, Hilzondis, gestichte Remigiusaltaar, het slot Sprundelheim aan de Merbatta, en een bos zoals het ligt tussen de twee Marcas.>
Schijnorigineel
[<A>]. Schijnorigineel of ontwerp hiervoor niet voorhanden, of hebben mogelijk niet bestaan.
Afschrift
B. ca. 1640, Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, C (voorheen Brussel, ARA, Kerkelijke archieven van Brabant), voorl. inv. nr. 19231/37 = los stuk, in dorso: Fundatio in (sic) Thorn, eenvoudig afschrift, direct of indirect naar een verloren gegaan register, samengesteld door Michiel Piggen, griffier van de Raad en rekenkamer te Breda, opgesteld ca. 1545-ca. 1610, wellicht ca. 1565-1587.
Uitgave
a. Dillo-Van Synghel, ONB II, 16-29, nr. 892.
Tekstuitgave
In het Oorkondenboek van Noord-Brabant is van dit falsum niet één gereconstrueerde oorkonde uitgegeven, maar zijn de twee hoofdtradities in twee kolommen weergegeven. De vertaling is naar de oudste traditie in de linkerkolom, die de beste tekst vertegenwoordigt.
partners
donateurs