Buitengerechtelijke geschilbeslechting avant la lettre

GESCHILLEN OVER TIENDEN EN CIJNZEN TUSSEN DE ABDIJ THORN EN DERDEN, 1265-1300

Inleiding

Conflicterende belangen namen in de 13e eeuw meestal de vorm aan van meningsverschillen over agrarische gronden. De eigendommen van de abdij van Thorn werden bij derden in exploitatie gegeven. Hiervoor werden ten laste van de gebruiker tienden en cijnzen geheven. Dit waren vormen van belasting, die een grondgebruiker aan de grondheer moest betalen in ruil voor het gebruik van die grond.

De relatie tussen de grondheer (abdis en abdij) en de grondgebruiker werd geregeld via een contract. Over de verplichtingen die hieruit voortvloeiden ontstonden vaak meningsverschillen. Opvallend is dat deze geschillen geregeld werden voorgelegd aan “minnelijke arbiters” (oorkonden nrs. 38 en 39). Een buitengerechtelijke geschilbeslechting avant la lettre! 

Een aartsdiaken en scholaster als scheidsrechter

De eerste scheidsrechterlijke beslissingen komen voor in 1265 (oorkonde nr. 21). In een conflict tussen de abdij en de aartsdiaken van de bisschop van Luik in het Kempenland, Engelbert van Isenburg, over de tienden van Mertersem (Princenhage nabij Breda), Burgst (ten noorden van Breda) en Overveld (nabij Etten), treden voornoemde Engelbert en Reinier, een scholaster uit Tongeren, als scheidsrechters naar voren. 

De eerste is betrokken bij het conflict, maar dit stond blijkbaar een weloverwogen scheidsrechterlijke beslissing niet in de weg. Over de vraag of de tienden van Mertersem toebehoorden aan de parochie van Gilze, of dat zij rechtstreeks toevielen aan de abdij, kwamen de scheidsrechters tot een compromis. Zij beschikten dat de pastoor van Gilze de tienden van de gronden binnen die parochie zou ontvangen. Daarenboven kreeg hij ook het recht op de tienden in Burgst en Overveld, voor zover deze waren gelegen in de parochie van Mertersem. De resterende tienden van Mertersem, “zullen zonder tegenspraak worden afgestaan ter vermeerdering van de prebenden (inkomsten) van de kanunniken en kanunnikessen van Thorn”, aldus de arbiters. 

Een bonte stoet…

Na 1265 trekt, tot het jaar 1300, bij conflicten een bonte stoet van scheidsrechters aan ons voorbij. Er traden met name ridders en ministerialen (halfvrijen) naar voren als mediators. Ook kanunniken (onder andere van het St.-Lambertuskapittel in Luik en het O.L. Vrouwekapittel in Maastricht), edellieden en schepenen kwamen geregeld voor. Eenmaal werd zelfs het advies ingewonnen van de keldermeester van het klooster van Val-Dieu! (oorkonde nr. 43) De hulp van scheidsrechters werd ingeroepen op verzoek van beide conflicterende partijen, maar blijkbaar was dit niet altijd een spontane actie, en geschiedde dit vaker “op aansporing van eerbare lieden” (oorkonden nrs. 36 en 37). 

De zaken die voor bemiddeling werden voorgelegd hadden betrekking op eigendomsverhoudingen en de inkomsten die hiermee gepaard gingen. Er is één uitzondering op de regel, dat de controverses voornamelijk ‘in den vreemde’ de kop op staken, namelijk de zaak van de pastoor van de parochie van Thorn, Jan van Baexem, tegen de abdis en het klooster van Thorn.

Pastoor Jan van Baexem versus de abdij

Er deed zich in de jaren 1280 een controverse voor tussen abdis Guda van Rennenberg en de abdij en de pastoor van de parochie van Thorn, Jan van Baexem (oorkonden nrs. 53 en 54). Het betrof een conflict dat over meer ging dan alleen grondzaken. Wij concentreren ons hier op het meningsverschil over de grondzaken. De onenigheid betrof de rechten op de novale tienden (belasting op nieuwe gewassen of op nieuw ontgonnen grond) in Thorn. De abdis en abdij en de pastoor bereikten op voorhand een vergelijk. Dat hield in dat twee derde van de novale tienden zouden toevallen aan de abdis en de abdij en een derde aan de parochie, in ruil voor de jaarlijkse ontvangst van tien malder rogge en eenzelfde hoeveelheid haver. 

De deken en cantor (voorzanger) van het O.L. Vrouwekapittel van Maastricht, respectievelijk Alexander en Hendrik van Houthorne, traden op als scheidsrechters (oorkonden nrs. 55 en 58). Zij deden in 1287 uitspraak. Deze hield onder meer in dat beide partijen werd toegestaan om zowel de oude als nieuwe tienden te heffen op de akkers waar zij dat tot nu toe gewoon waren te doen. De tienden echter die in de toekomst zouden worden geheven op de nieuwe akkers, kwamen voor twee derde aan de abdis en abdij en voor een derde aan de parochie. 

Tot slot

Het is opvallend hoe vaak bij de beslechting van geschillen, waarbij de abdis en abdij van Thorn waren betrokken in de tweede helft van de 13e eeuw, de methode van wat wij nu mediatie noemen, werd gevolgd. De wens om scheidsrechters in te schakelen was waarschijnlijk gelegen in de praktische geest van de middeleeuwer. Het beslechten van geschillen hield in dat een compromis moest worden gesloten, waarmee men verder moest kunnen leven. Men bleek een groot vertrouwen te hebben in scheidslieden, die zelf werden benaderd, die hoog werden geacht en die vaak ook tot de bekendenkring van de partijen behoorden. 

partners

donateurs

familie Beijer
© 2023 WaarvanAkte.eu, een initiatief van Stichting Limburgse Oorkonden
Gemaakt door Hive Collective