Het Norbertinessenstift
Stichting van het klooster
Het land waarop de kluizenarij van St. Gerlach stond, werd in het jaar van zijn overlijden (1165) door graaf Gozewijn IV van Valkenburg-Heinsberg aan het Mariastift van Heinsberg geschonken. Daarmee werd de basis gelegd voor de ontwikkeling van een heiligdom rond het graf van St. Gerlach. Na het overlijden van St. Gerlach bleven bewoners van het Geuldal en pelgrims het graf van Gerlach bezoeken. Sommigen wilden op deze heilige plek zelf begraven worden. Het was dan ook niet zo gek dat de heren van Valkenburg bij deze plek in 1202 een klooster stichtten. In de daarvoor vereiste oorkonde uit 1201 legt de pauselijke gezant Guido van Preneste vast dat op de heilige plek die door Gozewijn IV is geschonken, een klooster gebouwd mag worden en dat daar gelovigen begraven mogen worden.
Gozewijn IV zorgde er ook voor dat vanuit het huisklooster in Heinsberg zusters en ingewijden naar Houthem werden gezonden om het klooster te bemensen. Het klooster sloot zich, net als het huisklooster in Heinsberg, aan bij de Orde der Norbertijnen. Dat was toen een jonge, relatief snel groeiende orde in de geest van de Gregoriaanse hervorming van de kerk. Ook Norbert was een adellijke uit het huidige Limburg, die in de 12e eeuw leefde en die de armoedebeweging uit die tijd omarmde. Houthem werd al snel een zelfstandig klooster. Aanvankelijk was het een dubbelklooster met zowel mannen als vrouwen, maar al snel werd het een vrouwenklooster, een Norbertinessenstift, met aan het hoofd een proost en priorin, die door de zusters (de kanunnikessen) gekozen werden.
De ontwikkeling van het klooster
Tot in de 18e eeuw zouden er veel adellijke jongedames uit het heuvelland in Houthem geprofest worden als kanunnikes. Bij hun intrede schonken zij vaak bezittingen aan het klooster (oorkonde nr. 3). Op basis van de inkomsten uit de aan het klooster geschonken goederen, waaronder hoeves en land, werd bepaald dat klooster in Sint-Gerlach niet meer dan 30 kanunnikessen mocht hebben (oorkonde nr. 39). De diverse oorkonden uit de 13e en 14e eeuw laten zien hoe het bezit van het klooster geleidelijk door aankoop en door schenkingen groeide. In ruil voor een schenking, kwam er vaak een toezegging van de kanunnikessen om voor het zielenheil van de schenker te bidden (o.a. oorkonden nrs. 10, 12 en 18). Ook waren er schenkingen met een specifieke bestemming, zoals (wijn)traktaties voor de kanunnikessen op bepaalde feestdagen en het onderhoud van de lamp boven het koor van de kloosterkerk (oorkonde nr. 20).
Met de inkomsten kon rond het klooster een muur worden gebouwd (oorkonden nrs. 24-26). Binnen die muur kwamen er behalve de kloostergebouwen boomgaarden, moestuinen, vijvers, een hospitaal (oorkonde nr. 5), een pachthoeve met stallen en een brouwerij. Ook kon door het klooster op basis van een schenking een refugiehuis aan de Stokstraat 55 tegenover de Onze Lieve Vrouwekerk in Maastricht worden ingericht. Dat huis diende in tijden van gevaar als toevluchtsoord voor de kanunnikessen. Dat was geen overbodige luxe, want in de tijd van de Tachtigjarige Oorlog werd het klooster herhaaldelijk geplunderd en (deels) afgebrand. In die tijd bleef het klooster een baken van katholicisme. De huidige gebouwen van het voormalige klooster (parochiekerk en Chateau St. Gerlach) zijn in de 18e eeuw op de resten van het middeleeuwse klooster gebouwd. Het klooster werd uiteindelijk in 1786 opgeheven.
Meer weten?
Als u meer wilt weten over het Norbertinessenstift, dan kunt u daarvoor de website van de Vrienden van St. Gerlach bezoeken (www.vriendenvansintgerlach.nl). In de parochiekerk in St. Gerlach, de voormalige kloosterkerk, kunt u de fresco’s over het leven van St. Gerlach zien en ook de wapens van kanunnikessen en van de proost en priorin die in de 18e eeuw deze fraaie kerk hebben laten bouwen.
partners
donateurs