Ontwikkeling economische positie abdij Thorn in de 13e eeuw

Zware tijden voor de abdij van Thorn

Al in de 10e eeuw verkreeg de abdij van Thorn rechten in de regio waaruit men inkomsten kon verkrijgen. Tevens verwierf ze goederen op diverse plaatsen in nagenoeg het gehele Nederlandse gebied: onder meer in het oude grote graafschap Friesland, in de Tielerwaard, alsook in het huidige Belgische Beek (bij Bree). Vanaf het begin van de 13e eeuw bezat zij ook tienden (een tiende van de landbouwopbrengsten), cijnzen en andere inkomsten in diverse gebieden in West-Brabant rond Breda.

Aan de hand van oorkonden uit de 13e eeuw wordt een beeld geschetst van de manier waarop de abdij als gebiedsheer inkomsten verwerft door de verkoop of verpachting van goederen en van tienden. Het blijkt dat de abdij in een groot deel van de 13e eeuw, onder abdis Hildegonde van Borne, moeite heeft om economisch het hoofd boven water te houden.

Armlastige positie Thorner kanunniken en kloosterzusters

Belangrijke inkomsten verwerft de abdij door de verkoop of de verpachting van tienden en goederen die aan de abdij behoren. Omdat de abdij begin 13e eeuw met zware schulden zit, moet ze de tienden inzetten om de schulden af te lossen. Dat geldt dan onder meer voor de tienden van de hoven rond Breda. Incidentele rechten op opbrengsten worden in het huidige Limburg verworven te Neer, Grathem, (Belgisch) Eisden en Neeroeteren (oorkonde nr. 8). Later ziet men zich genoodzaakt de jaarlijkse opbrengsten van de hoven van Baarle en Gilze te verkopen aan de heer van Breda (oorkonde nr. 11). Ook worden tienden aan derden verpacht tegen bepaalde vergoedingen, zoals in 1237, als aan de Sint-Paulusabdij te Utrecht de tienden van Ophemert en de inkomsten van de kerk van Kerk-Avezaath ‘voor eeuwig’ worden verpacht tegen een vaste vergoeding (oorkonden nrs. 10 en 29). 

Nog in oktober 1262 wordt gesproken van “de arme kanunniken en kloosterzusters van Thorn”, wat het noodzakelijk maakt dat de tienden van de kerk van Baarle worden aangewend als aanvulling op hun prebende (oorkonde nr. 17). 

De abdij klimt uit het dal

Aan het einde van de 13e eeuw zijn er onder abdis Guda van Rennenberg kennelijk voldoende financiële middelen beschikbaar om goederen en rechten (terug) te kopen, die eerder ten behoeve van het verwerven van inkomsten, onder meer ter delging van schulden, waren verkocht of verpacht. Zo koopt de abdij in april 1277 het gedeelte van de jaarcijns, die ze eerder had verkocht, terug van de heer van Breda (oorkonden nrs. 40 en 41). 

Daaruit mag voorzichtig worden opgemaakt dat de abdis en het convent van Thorn dan de financiële problemen te boven zijn gekomen. Betere economische tijden voor de abdij kondigen zich aan, zo blijkt ook uit latere stukken.

partners

donateurs

familie Beijer
© 2023 WaarvanAkte.eu, een initiatief van Stichting Limburgse Oorkonden
Gemaakt door Hive Collective