Korte samenvatting
Diederik VII, graaf van Kleef, schenkt op verzoek van zijn zuster, de hertogin van Limburg, aan de abdij Kloosterrade zijn inkomsten uit een tiende over de abdijgoederen te Lommersum, die hem toebehoren op grond van de wildban van de burcht Tomburg, tot een maximum van drie mark per jaar.
Latijnse tekst van de oorkonde
Nos Theodericus comes Cliuensis presenti scripto protestamur quod, cum apud Lometzheim quedam decima ad nos ratione wiltbanni nostri castro nostro Toneburg annexi pertineret, scilicet de bonis ecclesie in Rode, nos propter Deum et preces dilecte sororis nostre ducisse Limburgensis quicquid de eadem decima citra tres marcas provenerit annuatim, eidem ecclesie dedimus perpetualiter obtinendum.
Datum anno Domini Mo CCo LXVo, in festo Pentecostes.
Nederlandse vertaling
Diederik, graaf van Kleef, verklaart dat hij uit goederen van de abdij Kloosterrade een tiend heeft te Lommersum, die hem toebehoort krachtens de wildban van zijn burcht Tomburg. Al zijn inkomsten hieruit heeft hij op verzoek van zijn zuster, de hertogin van Limburg, voor eeuwig aan de abdij gegeven tot een maximum van drie mark per jaar.
Gegeven op 24 mei 1265.
Nadere toelichting
Lees meerDiederik VII, graaf van Kleef, schenkt op verzoek van zijn zuster, de hertogin van Limburg, aan de abdij Kloosterrade zijn inkomsten uit een tiende over de abdijgoederen te Lommersum, die hem toebehoren op grond van de wildban van de burcht Tomburg, tot een maximum van drie mark per jaar.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.D004, archief abdij Kloosterrade, inv. nr. 807.
Uitgave
a. Polak en Dijkhof, Oorkondenboek Kloosterrade, 224-225, nr. 120, naar A.
partners
donateurs