Een overzicht van alle oorkonden

Nummer 58
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Florens, hun medeschepen, namens abt en convent van Val-Dieu (te Aubel) een huis, gelegen bij het huis van Hac aan de brug te Maastricht, aan Godfried Ulnere heeft gegeven tegen een wekelijkse cijns van veertien penning Luiks en een jaarlijkse cijns van drie kapoenen.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Florens, hun medeschepen, namens abt en convent van Val-Dieu (te Aubel) een huis, gelegen bij het huis van Hac aan de brug te Maastricht, aan Godfried Ulnere heeft gegeven tegen een wekelijkse cijns van veertien penning Luiks en een jaarlijkse cijns van drie kapoenen.
Originelen
A1. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 457.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: De censu Vallis Dei / p 23. – 2o door 16e-eeuwse hand: XIIII denarii III capones in ponte. – 3o door 16e-eeuwse hand: 1287 / 102.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S3 Florens, (zoon van wijlen Gozewijn Rufus), schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd; en twee bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de aangekondigde zegels van Godfried, zoon van Florens, en Olbert (Colsop), schepenen van Maastricht (LS1 en LS2). Voor een beschrijving en afbeelding van S3, zie Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, 164.
[A2]. Niet voorhanden, maar bekend uit A1.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 67-68 (met onvolledige vertaling), nr. 1287.06.25, naar A1.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 28-29, nr. 13. – Haas, Chronologische lijst, 82, nr. 216. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 102, nr. 457.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert en kan worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 38 onder Ontstaan.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 59
Osto van Thorn genaamd van Cuevorde onderwerpt zich aan de uitspraak van de scheidslieden inzake het geschil tussen hem en abdis en convent van de abdij van Thorn betreffende het contract, de oorkonden en de gang van zaken rond de verkoop van een lijfrente. Hij belooft noch de abdis en het convent noch hun vazallen, hoevenaars, pachters en andere mannen hierover nooit meer lastig te vallen, op straffe van een boete. Voor het geval hij in gebreke blijft, stelt hij drie borgen aan.
Osto van Thorn genaamd van Cuevorde onderwerpt zich aan de uitspraak van de scheidslieden inzake het geschil tussen hem en abdis en convent van de abdij van Thorn betreffende het contract, de oorkonden en de gang van zaken rond de verkoop van een lijfrente van 50 mark Luiks en hij belooft noch de abdis en convent noch hun vazallen, hoevenaars, pachters en andere mannen hierover ooit nog lastig te vallen.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 72. Beschadigd.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door eind 13e-eeuwse hand: Solutione de Oystone. – 2o door 17e-eeuwse hand: Quitancia Oystonis de Thoren capitulo facta super quadam pensione summa perpetuo quitata, 1288. ‒ 3o door 17e-eeuwse hand: T doorgestreept. ‒ 4o door 18e-eeuwse hand: V. ‒ 5o door 18e-eeuwse hand: Q.
Bezegeling: zes uithangend bevestigde zegels, die aangekondigd zijn, namelijk: S4 van Christiaan, heer van Limbricht, ridder, van bruine was, beschadigd. – S7 van Wolter, cantor van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, van bruine was, beschadigd, met CS7, klassiek intaglio. – S8 van Hendrik, cantor van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Maastricht, van bruine was, licht beschadigd. – S9 van Michiel, scholaster van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Maastricht, van bruine was, beschadigd. – S10 van Adolf, kanunnik van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Maastricht, van bruine was, beschadigd. – S11 van Hendrik, deken van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Maastricht, van bruine was, beschadigd; en vijf bevestigingsplaatsen voor de aangekondigde zegels van Walram, heer van Valkenburg en Monschau, Christiaan, heer van Limburg, de abdis van Thorn, het convent van de abdij van Thorn en Koenraad van Nythusen, kanunnik van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht. Voor een beschrijving en afbeelding van S4, S7, S8, S9, S10 en S11, zie Venner, ‘Zegels Thorn’, respectievelijk 46, 27, 26, 25, 26 en 25.
Uitgaven
a. Franquinet, Beredeneerde inventaris Thorn, 71-75, nr. 46, naar A. – b. Habets, Archieven Thorn, 64-66, nr. 72, naar a.
Regest
Haas, Chronologische lijst, 86, nr. 227.
Datering
Het gebruik van paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVI.

Nummer 59
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Jan van Cadier en Macharius, zijn zoon, afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van tien schelling Luiks, gevestigd op hun huis in Wyck (te Maastricht), ten behoeve van Aleid, begijn, weduwe van Dirk van Wyck.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Jan van Cadier en Macharius, zijn zoon, afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van tien schelling Luiks, gevestigd op hun huis in Wyck (te Maastricht), ten behoeve van Aleid, begijn, weduwe van Dirk van Wyck.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 458.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 13e-eeuwse hand: Non est datum. – 2o door 15e-eeuwse hand: In Wiich / R. – 3o door 16e-eeuwse hand: 1288 / 367.
Bezegeling: twee uithangend bevestigde zegels, die niet aangekondigd zijn, namelijk: S1 van Godfried, zoon van Florens, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd. – S3 van Robert de Moneta, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd; en één bevestigingsplaats, vermoedelijk voor het niet aangekondigde zegel van Boudewijn Caseus, schepen van Maastricht (LS2). Voor een beschrijving en afbeelding van S1, zie Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, 163, en van S3, zie Idem, ‘Maastrichtse schepenzegels’, 174, nr. 36, en 175.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 72-73 (met onvolledige vertaling), nr. 1288.04.24, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 29, nr. 14. – Haas, Chronologische lijst, 84, nr. 223. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 102, nr. 458.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert en kan worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 38 onder Ontstaan.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 60
Rooms-koning Adolf bevestigt en hernieuwt de door rooms-koning Otto I bevestigde en hernieuwde schenking door Ansfried te Kessel en Echt aan de abdij van Thorn d.d. 950.
Rooms-koning Adolf bevestigt en hernieuwt de door rooms-koning Otto I bevestigde en hernieuwde schenking door Ansfried te Kessel en Echt aan de abdij van Thorn d.d. 950.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 73. Beschadigd met tekstverlies.
Aantekening op de achterzijde: 1o door 17e-eeuwse hand: Littere ratificationis Adulphi, Romanorum regis, bonorum donationis existentium in loco Casallo, s[ito in] pago de Masselant, et in pago de [Ey]ck per Amfridum (sic), comitem, ecclesie Thorensi facte, 1292.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S1 van Adolf, rooms-koning, van witte was, zwaar beschadigd. Voor een beschrijving en afbeelding van S1, zie Venner, ‘Zegels Thorn’, 37-38.
Afschrift
B. vóór april 1640, Ibidem, toegangsnr. 01.187B, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 1628 (voorheen cartularium nr. 1) = Cartularium abbatiae imperialis Thorensis, 966-1600, p. 21-22, gewaarmerkt afschrift door Jacobus Vrancx, naar A.
Uitgaven
a. Franquinet, Beredeneerde inventaris Thorn, 75-76, nr. 47, naar A. – b. Habets, Archieven Thorn, 66-67, nr. 73, naar a.
Regesten
Böhmer-Samanek, Regesten 1273–1313, 38, nr. 84. – Bormans en Halkin, Table Chronologique, XI-2, 436. – Haas, Chronologische lijst, 93, nr. 252.
Ontstaan en samenhang
Voor de hieronder bevestigde oorkonde, zie Collectie Thorn, nr. 1. Op 15 september 1292 zijn door rooms-koning Adolf nog twee andere bevestigings- en hernieuwingsoorkonden verleend aan de abdij van Thorn (zie Collectie Thorn, nrs. 61 en 62), alsmede een vidimus met bevestiging van de oorkonde van de graaf van Gelre op 17 september 1292 (zie Collectie Thorn, nr. 63). De drie bevestigingsoorkonden d.d. 15 september 1292 hebben een nagenoeg gelijkluidend dictaat.
Tekstuitgave
De lacunes in A zijn aangevuld naar B.

Nummer 60
Bonaventura, bisschop van Ceos, wijbisschop van Jan (IV van Vlaanderen), bisschop van Luik, bericht aan proost, deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht dat hij een aflaat verleent van één jaar aan degenen die na gebiecht te hebben en ter communie te zijn geweest de Sint-Servaaskerk bezoeken op de feesten van de heilige Servaas, Monulfus en Gondulfus, van de kerkwijding en van de overbrenging van de relieken van Sint-Servaas.
Bonaventura, bisschop van Ceos, wijbisschop van Jan (IV van Vlaanderen), bisschop van Luik, bericht aan proost, deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht dat hij een aflaat verleent van één jaar aan degenen die na gebiecht te hebben en ter communie te zijn geweest de Sint-Servaaskerk bezoeken op de feesten van de heilige Servaas, Monulfus en Gondulfus, van de kerkwijding en van de overbrenging van de relieken van Sint-Servaas.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 64.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 14e-eeuwse hand: Indulgencia episcopi Leodiensis pro festis sanctorum Seruacii, Monulphi et Gendulphi et eorum octavis (hierna toegevoegd) et dedicacionis ecclesie. – 2° door 15e-eeuwse hand: Indulgencie unius anni / 36 / x/A. – 3° door 17e-eeuwse hand: 22, in capsula episcoporum / excop. num. 6°.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S1 van Bonaventura, bisschop van Ceos en wijbisschop van Luik, van bruine was, beschadigd. Voor een beschrijving en afbeelding van S1, zie Venner, ‘Zegels’, nr. 13.
Afschrift
B. eerste helft 17e eeuw (vóór 1648), Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 11 (cartularium) = Cartularium ecclesiae collegialis Sancti Servatii Traiecti ad Mosam, tomus primus, pontificalia et episcopalia, fol. 6r-7r, onder caput: Episcopalia, en onder de rubriek: Indulgentia episcopi Leodiensis pro festis sancti Seruatii, sanctorum Monulphi et Gondulphi et eorum octavis et dedicationis ecclesie, afschrift geauthenticeerd door Hendrik Lenssens, kapittelsecretaris en openbaar notaris, geadmitteerd door de Raad van Brabant, naar A.
Uitgave
a. Bock en Willemsen, Antiquités sacrées, Appendices, nr. 3 (gedateerd 1289 maart 8), naar A.
Regesten
Doppler, ‘Verzameling [800-1273]’, 263-264, nr. 221 (gedateerd 1289 maart 8). – Haas, Chronologische lijst, 86, nr. 228. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 55, nr. 64.
Ontstaan en samenhang
Voor de redactio van onderhavige oorkonde is gebruik gemaakt van de oorkonde d.d. 1284 januari 29, waarin vier aartsbisschoppen en vijftien bisschoppen een aflaat verlenen (zie Collectie Sint-Servaas, nr. 51). Voor de aflaatverleningen aan het Sint-Servaaskapitttel, zie Koldeweij, Der Gude Sente Servas, 6-8, met afbeelding van onderhavige oorkonde.
Datering
Het gebruik van de paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 61
Rooms-koning Adolf bevestigt abdis en convent van Thorn in het bezit van de goederen te Medemblik, in het graafschap Friesland en in Nedermaasland die graaf Ansfried aan de abdij had gegeven na deze zelf van rooms-koning Otto III te hebben ontvangen.
Rooms-koning Adolf bevestigt abdis en convent van Thorn in het bezit van de goederen te Medemblik, in het graafschap Friesland en in Nedermaasland die graaf Ansfried aan de abdij had gegeven na deze zelf van rooms-koning Otto III te hebben ontvangen.
Originelen
A1. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 74-1.
A2. Ibidem, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 74-2.
Uitgave
a. Dijkhof, OHZ V, 235-236, nr. 2749, naar A1 en A2.

Nummer 61
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Florens, hun medeschepen, een jaarlijkse cijns van zes penning, gevestigd op een huis waarin vrouwe Bela van Haasdal woont, gelegen buiten de Minderbroederspoort (te Maastricht), heeft gekocht van Reinier, zoon van Frank Proost, en diens zoon Jan, alsmede een jaarlijkse cijns van drie penning, één obool en een kwart van een kapoen, te ontvangen uit het huis, genaamd van Linne. Reinier en Jan hebben afstand gedaan van deze goederen ten behoeve van de abdij van Val-Dieu (te Aubel).
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Florens, hun medeschepen, een jaarlijkse cijns van zes penning, gevestigd op een huis waarin vrouwe Bela van Haasdal woont, gelegen buiten de Minderbroederspoort (te Maastricht), heeft gekocht van Reinier, zoon van Frank Proost, en diens zoon Jan, alsmede een jaarlijkse cijns van drie penning, één obool en een kwart van een kapoen, te ontvangen uit het huis, genaamd van Linne. Reinier en Jan hebben afstand gedaan van deze goederen ten behoeve van de abdij van Val-Dieu (te Aubel).
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 459.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 14e-eeuwse hand: Littere Vallis Dei sigellate (aldus) sigellis (aldus) scabinorum Traiectensium super censu acquisito supra domum, sittam (aldus) iuxta fratres Minores in Traiecto, ad opus dicte Vallis Dei. – 2o door 15e-eeuwse hand: R. / c 23. – 3o door 16e-eeuwse hand: 288 / 1289.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat niet aangekondigd is, namelijk: S2 eerste zegel van Levalus (de Lata Platea), schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd; en één bevestigingsplaats, vermoedelijk voor het niet aangekondigde zegel van Bruno (supra Domum), schepen van Maastricht (LS1). Voor een beschrijving en afbeelding van S2, zie Venner, ‘Maastrichtse schepenzegels’, 176, nr. 42, en 177.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 74-75 (met onvolledige vertaling), nr. 1289.09.15, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 29-30, nr. 15. – Haas, Chronologische lijst, 87, nr. 231. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 102, nr. 459.
Ontstaan
Onderhavige oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert voor de abdij van Val-Dieu te Aubel d.d. 1289 november 15 (zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 62), voor de Broederschap der kapelanen van Sint-Servaas te Maastricht d.d. 1290 januari 28 (zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 63), een priester te Maastricht d.d. 1290 mei 26 (zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 64) en voor het Sint-Servaaskapittel te Maastricht d.d. 1290 november 8 (zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 65). Bijgevolg kan deze scriptor worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 62
Rooms-koning Adolf bevestigt en hernieuwt de vrijheden en rechten door rooms-koning Hendrik II aan het klooster van Thorn geschonken inzake de markt, de tol en het rechtsgebied van Thorn en de kerken van Beek, Hemert en Avezaath.
Rooms-koning Adolf bevestigt en hernieuwt de vrijheden en rechten door rooms-koning Hendrik II aan het klooster van Thorn geschonken inzake de markt, de tol en het rechtsgebied van Thorn en de kerken van Beek, Hemert en Avezaath.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 75. Beschadigd met tekstverlies.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 14e-eeuwse hand: Auesate. – 2o door 17e-eeuwse hand: Confirmatio Adolphi, Romanorum regis de mercatu [in] Thoren per Henricum, imperatorem, concesso ac eciam iur[a] ecclesiarum de Beeck, Hamerick et Auezaet; V.
Bezegeling: één bevestigingsplaats voor het aangekondigde zegel van Adolf, rooms-koning (SD1).
Uitgaven
a. Lünig, Das Teutsche Reichs-Archiv, XI, 920, nr. 73, naar A. – b. Wolters, Notice historique Thorn, 99-100, nr. 15, naar a. – c. Franquinet, Beredeneerde inventaris Thorn, 78-79, nr. 49, naar A. – d. Habets, Archieven Thorn, 69, nr. 75, naar c.
Regesten
Böhmer-Samanek, Regesten 1273–1313, 39, nr. 86. – Haas, Chronologische lijst, 94, nr. 254.
Ontstaan en samenhang
Voor de hieronder bevestigde oorkonde, zie Collectie Thorn, nr. 4. Op 15 september 1292 zijn door rooms-koning Adolf nog twee andere bevestigings- en hernieuwingsoorkonden verleend aan de abdij van Thorn (zie Collectie Thorn, nrs. 60 en 61), alsmede een vidimus met bevestiging van de oorkonde van de graaf van Gelre op 17 september 1292 (zie Collectie Thorn, nr. 63). De drie bevestigingsoorkonden d.d. 15 september 1292 hebben een nagenoeg gelijkluidend dictaat.
Tekstuitgave
De lacunes in A zijn aangevuld naar druk c.

Nummer 62
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Reinier van Trappis, Ida, zijn echtgenote, en hun kind afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van veertig schelling Leuvens en zes kapoenen, gevestigd op het huis waar Gillis Cumene in woont, ten behoeve van de abdij van Val-Dieu (te Aubel).
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Reinier van Trappis, Ida, zijn echtgenote, en hun kind afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van veertig schelling Leuvens en zes kapoenen, gevestigd op het huis waar Gillis Cumene in woont, ten behoeve van de abdij van Val-Dieu (te Aubel).
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 460.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: De domo bommis / q 23. – 2o door 16e-eeuwse hand: 1289.
Bezegeling: twee uithangend bevestigde zegels, die niet aangekondigd zijn, namelijk: S1 van Florens, (zoon van wijlen Gozewijn Rufus), schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd. – S2 van Olbert Colsop, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd; en één bevestigingsplaats, vermoedelijk voor het niet aangekondigde zegel van Bruno (supra Domum), schepen van Maastricht (LS3). Voor een beschrijving en afbeelding van S1, zie Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, 164, en van S2, zie Idem, ‘Maastrichtse schepenzegels’, 174, nr. 32, en 175.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 75, nr. 1289.11.15 (met onvolledige vertaling), naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 30, nr. 16. – Haas, Chronologische lijst, 87, nr. 232. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 102, nr. 460.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert en kan worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 61 onder Ontstaan.

Nummer 63
Rooms-koning Adolf maakt bekend dat hij op verzoek van abdis en convent van de abdij van Thorn de oorkonde van Reinald I, graaf van Gelre, d.d. 1282 december 12, inzake de afstand van rechten op belastingen en beden door Willem II, heer van Horn (en Altena), als voogd van het land van Thorn, heeft goedgekeurd en bevestigd.
Rooms-koning Adolf vidimeert en bevestigt op verzoek van abdis en convent van de abdij van Thorn de oorkonde van Reinald I, graaf van Gelre, d.d. 1282 december 12, inzake de afstand van rechten op belastingen en beden door Willem II, heer van Horn (en Altena), als voogd van het land van Thorn.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 76.
Uitgave
a. Van Synghel, DONB, nr. 1292.09.17, zie http://www.donb.nl/database/weergave/oorkonde/12920917uitgaveDONB2011, naar A.

Nummer 63
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Herbert van de Nieuwstraat, zijn echtgenote en hun kinderen afstand hebben gedaan van een jaarlijkse rente van dertig schelling Luiks, waarvan twintig schelling gevestigd is op het halve huis van de kinderen van wijlen Herbert van Tweebergen en tien op het huis van Maniard, gelegen aan de Maasbrug te Maastricht, ten behoeve van Dirk van Eynenberg, Udo, kanunnik van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, Lambert van Tweebergen en Lambert Grinart, ridders, procuratoren van het altaar dat wijlen Godfried van Scherwier heeft gesticht.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Herbert van de Nieuwstraat, zijn echtgenote en hun kinderen afstand hebben gedaan van een jaarlijkse rente van dertig schelling Luiks, waarvan twintig schelling gevestigd is op het halve huis van de kinderen van wijlen Herbert van Tweebergen en tien op het huis van Maniard, gelegen aan de Maasbrug te Maastricht, ten behoeve van Dirk van Eynenberg, Udo, kanunnik van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, Lambert van Tweebergen en Lambert Grinart, ridders, procuratoren van het altaar dat wijlen Godfried van Scherwier heeft gesticht.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002H, archief Broederschap der kapelanen van Sint-Servaas te Maastricht, 1139-1797, inv. nr. 144.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door eind 13e-eeuwse hand: Nota quod cum ista littera et cum (hierna doorgestreepte a) alia requiruntur nisi solum XXX solidi bone monete. – 2o door 17e-eeuwse hand: Duobus Montibus.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat niet aangekondigd is, namelijk: S1 van Jan Suevus, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd; en twee bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de niet aangekondigde zegels van Florens, (zoon van wijlen Gozewijn Rufus), en Frank (van Rufus Clippeus), schepenen van Maastricht (LS2 en LS3). Voor een beschrijving en afbeelding van S1, zie Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, 162.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgaven
a. Willemsen, ‘Inventaire’, 187-188, nr. 18, naar A. – b. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 75-77 (met onvolledige vertaling), nr. 1290.01.28, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 30-31, nr. 17. – Haas, Chronologische lijst, 87, nr. 233. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 219, nr. 144.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert en kan worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 61 onder Ontstaan.
Datering
Het gebruik van de paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 64
Jan I, hertog van Brabant, schenkt aan abdis en convent van de abdij van Thorn de jaarcijnzen in de parochie Bergeijk, waarover hij met hen een geschil had.
Jan I, hertog van Brabant, schenkt aan abdis en convent van de abdij van Thorn de jaarcijnzen in de parochie Bergeijk, waarover hij met hen een geschil had.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 78.
Uitgave
a. Camps, ONB I, 607-608, nr. 500, naar A.

Nummer 64
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Arnoud, werkmeester, zijn echtgenote en hun kinderen afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van twintig schelling Luiks, gevestigd op het huis dat van Hendrik Hellincharst was (te Maastricht), ten behoeve van Garsilius, priester van de Sint-Joriskapel te Maastricht.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Arnoud, werkmeester, zijn echtgenote en hun kinderen afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van twintig schelling Luiks, gevestigd op het huis dat van Hendrik Hellincharst was (te Maastricht), ten behoeve van Garsilius, priester van de Sint-Joriskapel te Maastricht.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 461.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: De XXti solidis pertinentibus ad festum transfiguracionis. 20. – 2o door 15e-eeuwse hand: Circa Atrium / 284 / m 43. – 3o door 15e-eeuwse hand: 1290.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S2 van Jan Suevus, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd; en twee bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de aangekondigde zegels van Boudewijn Caseus en Florens, (zoon van wijlen Gozewijn Rufus), schepenen van Maastricht (LS1 en LS3). Voor een beschrijving en afbeelding van S2, zie Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, 162.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 77-78 (met onvolledige vertaling), nr. 1290.05.26, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 31-32, nr. 18. – Haas, Chronologische lijst, 88, nr. 234. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 103, nr. 461.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert en kan worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 61 onder Ontstaan.
Lokalisering
Blijkens één van de dorsale aantekeningen is de woning van Hendrik Hellincharst gelegen nabij het Vrijthof te Maastricht.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.
Nummer 65
Guda (van Rennenberg), abdis van Thorn, maakt de verdeling bekend tussen Jan van Leveroy en zijn zussen Erkenrade en Margareta inzake de erfgoederen die zij te Leveroy, Weert en elders van de abdij in cijns, pacht en keurmede houden.
Guda (van Rennenberg), abdis van Thorn, maakt de verdeling bekend tussen Jan van Leveroy en zijn zussen Erkenrade en Margareta inzake de erfgoederen die zij te Leveroy, Weert en elders van de abdij in cijns, pacht en keurmede houden.
Origineel
[A]. Niet voorhanden.
Afschrift
B. 1315 mei 23, Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 77, vidimus door de gardiaan van de minderbroeders en de prior van de predikheren te Maastricht, naar [A].
Uitgaven
a. Franquinet, Beredeneerde inventaris Thorn, 80-83, nr. 51, naar B (gedateerd 1293 januari 20). – b. Habets, Archieven Thorn, 70-71, nr. 77 (gedateerd 1293 januari 20), naar a.
Regest
Niet voorhanden.
Datering
Het gebruik van paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII.

Nummer 65
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Reinier de Mosa, zijn echtgenote en hun kinderen afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns cijns van twintig schelling Luiks, gevestigd op het huis van Jutta, weduwe van Wijnand, wisselaar, gelegen op de Munt (te Maastricht), ten bate van zes altaren in de Sint-Servaaskerk te Maastricht.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Reinier de Mosa, zijn echtgenote en hun kinderen afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van twintig schelling Luiks, gevestigd op het huis van Jutta, weduwe van Wijnand, wisselaar, gelegen op de Munt (te Maastricht), ten bate van zes altaren in de Sint-Servaaskerk te Maastricht.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002H, archief Broederschap der kapelanen van Sint-Servaas te Maastricht, 1139-1797, inv. nr. 145.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: Littera de XX solidis ad domum supra Monetam (slechts onder kwartslamp leesbaar).
Bezegeling: twee bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de niet aangekondigde zegels van Frank van Rufus Clippeus en Bruno supra Domum, schepenen van Maastricht (LS1 en LS2).
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 79-80 (met onvolledige vertaling), nr. 1290.11.08, naar A.
Regesten
Willemsen, ‘Inventaire’, 188-189, nr. 19. – Doppler, ‘Schepenbrieven’, 33, nr. 20. – Haas, Chronologische lijst, 89, nr. 237. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 219, nr. 145.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert en kan worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 61 onder Ontstaan.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.
Nummer 66
Raas II van Gavere, heer van Liedekerke en Breda, erkent dat Agnes van Zottegem en Wouter, haar zoon, in de heerlijkheid Hulten de lage rechtsmacht bezitten tot een bedrag van honderd schelling Leuvens en dat de inwoners van Hulten hun ook bede en dienst verschuldigd zijn, behoudens de gemene landweer.
Raas II van Gavere, heer van Liedekerke en Breda, erkent dat Agnes van Zottegem en Wouter, haar zoon, in de heerlijkheid Hulten de lage rechtsmacht bezitten tot 100 schelling Leuvens en dat de inwoners van Hulten hun ook bede en dienst verschuldigd zijn, behoudens de gemene landweer.
Origineel
[A]. Niet voorhanden.
Afschrift
B. 16e eeuw, Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 63, naar [A].
Uitgave
a. Dillo-Van Synghel, ONB II, 914-916, nr. 1334, naar A.

Nummer 66
Deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht geven een afschrift van de oorkonde van rooms-koning Hendrik V d.d. 1109.
Deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht geven een afschrift van de oorkonde van rooms-koning Hendrik V d.d. 1109.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 44.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: Copia privilegii imperialis. – 2o door 16e-eeuwse hand: De iurisdictione dominorum in familiam et [***]. – 3o door 15e-eeuwse hand: L IIII / R. / III. – 4° door 16e-eeuwse hand: De dato [1]290, sabato post Lucie / 1290. – 5° door 17e-eeuwse hand: anno 1109 / in capsula imperialium.
Bezegeling: één bevestigingsplaats voor het aangekondigde zegel ten zaken van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht (LS1).
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
Niet eerder uitgegeven.
Regesten
Doppler, ‘Verzameling [800-1273]’, 265, nr. 224. – Haas, Chronologische lijst, 89, nr. 238. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 52, nr. 44.
Samenhang
Voor de getransumeerde oorkonde van rooms-koning Hendrik V d.d. 1109, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 3.

Nummer 67
Guda (van Rennenberg), abdis van Thorn, geeft aan Arnoud van der Biestraten het goed te Gilze, dat eerder door Jacob, deken van Hilvarenbeek, aan de kapelanie te Thorn is geschonken, tegen een jaarlijkse cijns, die tevens gevestigd wordt op Arnouds huis en hof met 3½ bunder land én het herengeld.
Guda (van Rennenberg), abdis van Thorn, geeft aan Arnoud van der Biestraten het goed te Gilze, eerder door Jacob, deken van Hilvarenbeek, aan de kapelanie te Thorn geschonken, tegen een jaarlijkse cijns van vijf sister rogge die tevens gevestigd wordt op Arnouds huis en hof met 3½ bunder land én het herengeld van twintig schelling.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 79.
Uitgave
a. Dillo-Van Synghel, ONB II, 1022-1024, nr. 1381, naar A.

Nummer 67
Gerhard, proost van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, oorkondt dat hij het kapittelbesluit goedkeurt om de prebende van het tweede jaar na het overlijden van een kanunnik aan de kerkfabriek toe te kennen.
Gerhard, proost van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, oorkondt dat hij het kapittelbesluit goedkeurt om de prebende van het tweede jaar na het overlijden van een kanunnik aan de kerkfabriek toe te kennen.
Origineel
[A]. Niet voorhanden.
Afschriften
B. 1291 februari 20, Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 122, vidimus door rooms-koning Rudolf I, naar [A]. – C. tweede helft 14e eeuw, Ibidem, idem, inv. nr. 10 (cartularium) = [Liber privilegiorum], fol. 37r-37v (= nieuwe fol. 49r-49v), nr. 114, onvolledig (enkel invocatio), naar B. – D. 17e eeuw, Ibidem, idem, inv. nr. 13 (cartularium) = [Liber privilegiorum et bonorum], fol. 98r-99r, onder de rubriek: Constituitur seu annuitur et confirmatur annus fabrice ut ante fol. 97, anno 1293, mogelijk naar A. – [E]. niet voorhanden, maar bekend uit F, cartularium van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht = Liber A, fol. 111v. – F. vóór 1768, Ibidem, toegangsnr. 22.001A, Handschriftencollectie (voormalig) Gemeentearchief Maastricht, 14de-20ste eeuw, inv. nr. 199a (cartularium) = Diplomata Trajectensia de anno 800 ad 1664, p. 10-11, onder de rubriek: Annuitur et confirmetur annus fabrice a preposito Sancti Servatii ut ille relictus sit a capitulo ad perpetuum, den 9 januarii 1293, gewaarmerkt afschrift door G.J. Lenarts, stadssecretaris van Maastricht, mogelijk naar D.
Uitgave
Niet eerder uitgegeven.
Regesten
De Borman, ‘Notice’, 53. – Doppler, ‘Verzameling [800-1273]’, 265, nr. 225.
Datering
Het gebruik van de paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII.
Samenhang en tekstuitgave
De tekst is uitgegeven op basis van B. Voor het vidimus door rooms-koning Rudolf I d.d. 1291 februari 20, zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 68.
Nummer 68
Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van de abdij van Thorn enerzijds en Jacob, pastoor van Gilze, anderzijds sluiten ten overstaan van meester Pieter van Awans, openbaar notaris, een overeenkomst inzake tienden te Gilze, Molenschot, Bavel, Chaam, Lijndonk, Tervoort, Ginneken, Ulvenhout, Galder, Notsel, IJpelaar, Princenhage, Effen, Burgst, Overveld, Etten en Sprundel en vragen goedkeuring en bevestiging van deze regeling aan de bisschop van Luik; het kathedrale kapittel van Luik bezegelt op verzoek van beide partijen mede.
Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van de abdij van Thorn enerzijds en Jacob, pastoor van Gilze, anderzijds sluiten ten overstaan van meester Pieter van Awans, openbaar notaris, een overeenkomst inzake tienden te Gilze, Molenschot, Bavel, Chaam, Lijndonk, Tervoort, Ginneken, Ulvenhout, Galder, Notsel, IJpelaar, Princenhage, Effen, Burgst, Overveld, Etten en Sprundel en vragen goedkeuring en bevestiging van deze regeling aan de bisschop van Luik; het kathedrale kapittel van Luik bezegelt op verzoek van beide partijen mede.
Origineel
[A]. Niet voorhanden.
Uitgave
a. Dillo-Van Synghel, ONB II, 1058-1062, nr. 1399.

Nummer 68
Rooms-koning Rudolf I verklaart dat hij de oorkonde van Gerhard, proost van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, gedateerd op 3 januari 1291, waarin deze het kapittelbesluit goedkeurt om de prebende van het tweede jaar na het overlijden van een kanunnik aan de kerkfabriek toe te kennen, heeft gezien die niet doorgehaald noch uitgewist is en geeft daarvan de tekst weer.
Rooms-koning Rudolf I vidimeert en bevestigt op verzoek van Gerhard, proost van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, de oorkonde d.d. 1291 januari 3 waarin deze het kapittelbesluit goedkeurt om de prebende van het tweede jaar na het overlijden van een kanunnik aan de kerkfabriek toe te kennen.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 122.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: Confirmatio regis Rodulphi super fabrica (hierna aangevuld door andere hand) quod fructus pro secundo anno debeant spectare ad fabricam / C20. – 2o door 15e-eeuwse hand: Q m / I. / R. II n. – 3o door 16e-eeuwse hand: Anno 1291. – 4o door 17e-eeuwse hand: In capsa imperialium.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S1 van rooms-koning Rudolf I, van gele was, beschadigd. Voor een beschrijving en afbeelding van S1, zie Venner, ‘Zegels’, nr. 50.
Afschriften
B. tweede helft 14e eeuw, Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 10 (cartularium) = [Liber privilegiorum], fol. 37r-37v (= nieuwe fol. 49r-49v), nr. 114, naar A. – C. 15e eeuw, Ibidem, toegangsnr. 14.B001, archief kapittel van Onze Lieve Vrouw te Maastricht, 1096-1796, inv. nr. 31 (cartularium), fol. 196v-197v, onder de rubriek: Item tenores omnium et singulorum exhiborum sequuntur per ordinem in hunc modum et sunt tales, en onder caput: Item tenores litterarum imperialium recordacionis illustrissimi principis domini Rudolpi, Romanorum regis, sigillo eius ut apparuit regio albe cere rotundo in filis sericis rubei et viridis coloris impendente in quo ymago imperatoris in dextra ceptrum regale, in sinistra vero pommum imperiale, cruce superposita gestante in circumferentia vero hii caracteres: Rudolphus, Romanorum rex, semper augustus, expressi habebant bullatarum et sigillatarum sequuntur tales, naar A. – D. 17e eeuw, Ibidem, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 12 (cartularium) = Cartularium ecclesie collegialis Sancti Servati (aldus) Trajecti ad Mosam, tomus secundus, Documenta imperialia et ducalia, fol. 54v-56r, onder caput: Imperialia, en onder de rubriek: Confirmat imperator Rodolphus quod post obitum canonicorum fructui secundi anni cedent fabrice, mogelijk naar A. – E. 1640, Ibidem, idem, inv. nr. 1741 (cartularium) = Liber sive regestum originis ecclesie Sancti Seruatii Traiec[tensis] illiusque privilegiorum, donationum ac iurium ex originalibus et libro chartarum manu Ioannis Choris, receptoris capituli, descriptorum, p. 93-94, onder de rubriek: Confirmat privilegium de anno fabrice, naar A. – F. vóór 1768, Ibidem, toegangsnr. 22.001A, Handschriftencollectie (voormalig) Gemeentearchief Maastricht, 14de-20ste eeuw, inv. nr. 199a (cartularium) = Diplomata Trajectensia de anno 800 ad 1664, p. 469, onder de rubriek: Rudolphus, Romanorum rex, confirmat privilegium de anno fabrice in ecclesia Sancti Servatii, Xmo calendas martii anno 1291, gewaarmerkt afschrift door G.J. Lenarts, stadssecretaris van Maastricht, naar B.
Uitgaven
a. Bock en Willemsen, Antiquités sacrées, Appendices, nr. 4, naar C. – b. Winkelmann, Acta imperii II, 143-144, nr. 194, naar een afschrift uit een cartularium in Parijs, Bibliothèque Nationale, verkregen via G. Waitz.
Regesten
Doppler, ‘Verzameling [800-1273]’, 266, nr. 227. – Haas, Chronologische lijst, 89, nr. 240. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 65, nr. 122.
Datering
Het gebruik van de kerststijl in de koninklijke kanselarij is aangenomen, zie Grotefend, Taschenbuch, 12. Het uitvaardigingsjaar 1291 stemt overeen met het achttiende regeringsjaar van rooms-koning Rudolf I, dat loopt van 23 oktober 1290 tot en met 22 oktober 1291. Een datering naar boodschapstijl of paasstijl is uitgesloten, aangezien rooms-koning Rudolf I op 15 juli 1291 is overleden.
Samenhang
Voor de gevidimeerde oorkonde van Gerhard, proost van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, d.d 1291 januari 3, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 67.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is moeilijk zichtbaar.

Nummer 69
Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van de abdij van Thorn enerzijds en Willem van Buggenum, pastoor van Beek, anderzijds sluiten ten overstaan van meester Pieter van Awans, openbaar notaris, een overeenkomst inzake tienden te Beek en vragen goedkeuring en bevestiging van deze regeling aan de bisschop van Luik; het kathedrale kapittel van Luik bezegelt op verzoek van beide partijen mede.
Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van de abdij van Thorn enerzijds en Willem van Buggenum, pastoor van Beek, anderzijds sluiten ten overstaan van meester Pieter van Awans, openbaar notaris, een overeenkomst inzake tienden te Beek en vragen goedkeuring en bevestiging van deze regeling aan de bisschop van Luik; het kathedrale kapittel van Luik bezegelt op verzoek van beide partijen mede.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 83.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 14e-eeuwse hand: Pastorem de Beke. – 2o door 15e-eeuwse hand: De Beke, a b. – 3o door 17e-eeuwse hand: Concordia inter dominam abbatissam et capitulum Thorensem ex una et pastorem de Beeck prope Bree super decimis novis et antiquis, 1299, Q doorgestreept. – 4o door 18e-eeuwse hand: B.
Bezegeling en bekrachtiging: vier bevestigingsplaatsen voor de aangekondigde zegels van de abdis van Thorn, het convent van Thorn, Willem van Buggenum, pastoor van Beek, en het kapittel van Luik (LS1, LS2, LS3 en LS4), en voorzien van het signet van notaris Pieter van Awans.
Afschriften
[B]. 1302 maart 9, niet voorhanden, maar bekend uit C, vidimus door Adolf, bisschop van Luik, van [A]. – C. 18e eeuw, Ibidem, toegangsnr. 01.187B, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 1629 = Codex of cartularium IV, 992-1762 (band notariële afschriften abdij Thorn), p. 63-65, eenvoudig afschrift, naar [B]. – D. 18e eeuw, Ibidem, toegangsnr. 01.187B, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 1629 = Codex of cartularium IV, 992-1762 (band notariële afschriften abdij Thorn), p. 71-72, eenvoudig afschrift, naar [A]. – E. 18e eeuw, Ibidem, toegangsnr. 01.187B, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 1629 = Codex of cartularium IV, 992-1762 (band notariële afschriften abdij Thorn), p. 73-75, eenvoudig afschrift, naar [B].
Uitgave
Niet eerder uitgegeven.
Regest
Habets, Archieven Thorn, I, 79-80, nr. 83.

Nummer 69
Rechter en schepenen van de hof van Lenculen oorkonden dat Jan de Molendino eeuwige vrijwaring heeft beloofd aan Hendrik de Molendino, zijn bloedverwant, voor een jaarlijkse cijns van negen schelling, gevestigd op de scheermolen (te Maastricht), die hij hem heeft verkocht onder verband van al zijn goederen die hij van de hof van Lenculen houdt, en in het bijzonder van een jaarlijkse cijns van negen schelling en negen kapoenen.
Rechter en schepenen van de hof van Lenculen oorkonden dat Jan de Molendino eeuwige vrijwaring heeft beloofd aan Hendrik de Molendino, zijn bloedverwant, voor een jaarlijkse cijns van negen schelling, gevestigd op de scheermolen (te Maastricht), die hij hem heeft verkocht onder verband van al zijn goederen die hij van de hof van Lenculen houdt, en in het bijzonder van een jaarlijkse cijns van negen schelling en negen kapoenen.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 462. Beschadigd.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: Littera quod de (verbeterd uit I) wanrandia (aldus) ad molendinum dictum scermolen. – 2o door 15e-eeuwse hand: In Platea Lenculensi / R. – 3o door 15e-eeuwse hand: 150. – 4o door 16e-eeuwse hand: 1290.
Bezegeling: acht bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de zegels van de rechter en schepenen van de hof van Lenculen, die niet aangekondigd zijn (LS1, LS2, LS3, LS4, LS5, LS6, LS7 en LS8). De negende incisie diende mogelijk voor het transfigeren van een inmiddels losgeraakte oorkonde.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 82-83 (met onvolledige vertaling), nr. 1291.03.17, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 34, nr. 21. – Haas, Chronologische lijst, 90, nr. 241. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 103, nr. 462.
Lokalisering
Blijkens de dorsale aantekening was de scheermolen gelegen in de Lenculenstraat te Maastricht.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert en kan worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 38 onder Ontstaan.
Datering
Het gebruik van de paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 70
Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van de abdij van Thorn enerzijds en Jan van Baexem, pastoor van Thorn, anderzijds sluiten ten overstaan van meester Pieter van Awans, openbaar notaris, een overeenkomst inzake tienden te Beersel, Thorn, Haler, Stramproy en Baexem en vragen goedkeuring en bevestiging van deze regeling aan de bisschop van Luik; het kathedrale kapittel van Luik bezegelt op verzoek van beide partijen mede.
Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van de abdij van Thorn enerzijds en Jan van Baexem, pastoor van Thorn, anderzijds sluiten ten overstaan van meester Pieter van Awans, openbaar notaris, een overeenkomst inzake tienden te Beersel, Thorn, Haler, Stramproy en Baexem en vragen goedkeuring en bevestiging van deze regeling aan de bisschop van Luik; het kathedrale kapittel van Luik bezegelt op verzoek van beide partijen mede.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 85. Beschadigd met tekstverlies.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door eind 13e-eeuwse hand: Instrumentum ecclesie de Thoren. – 2o door eind 13e/begin 14e-eeuwse hand: Instrumentum de Thoren. – 3o door 17e-eeuwse hand: [***] inter abbatissam [***] et pastorem de Thoren super decimis [***] 1299, Q doorgestreept. – 4o door 18e-eeuwse hand: I.
Bezegeling en bekrachtiging: één uithangend bevestigd zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S1 van Guda van Rennenberg, abdis van Thorn, van groene was, beschadigd; en drie bevestigingsplaatsen voor de aangekondigde zegels van het convent van Thorn, Jan van Baexem, pastoor van Thorn, en het kapittel van Luik (LS2, LS3 en LS4), en voorzien van het signet van notaris Pieter van Awans. Voor een beschrijving en afbeelding van S1, zie Venner, ‘Zegels Thorn’, 34.
Afschriften
[B]. 1302 maart 9, niet voorhanden, maar bekend uit C, vidimus door Adolf, bisschop van Luik, van [A]. – C. eerste helft 15e eeuw, Ibidem, toegangsnr. 01.187B, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 1628 (voorheen cartularium nr. 1) = Cartularium abbatiae imperialis Thorensis, 966-1600, p. 99-102 (oude fol. 54r-55v), onder de rubriek: E, Item de eodem, Littera confirmationis et approbationis prefate concordie domini Hugonis, episcopi Leodiensis, naar [B].
Uitgave
a. Creemers, ‘Aanteekeningen’, 118-121, naar C.
Regest
Habets, Archieven Thorn, I, 80-82, nr. 85.
Tekstuitgave
De lacunes in A zijn aangevuld naar C.
Nummer 70
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Ida, weduwe van Boudewijn Pape, en zijn kinderen Ida, Hendrik, Godfried en Jan afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van twaalf schelling Luiks en twee kapoenen als allodium, gevestigd op een huis aan de Jeker, tegenover de Sint-Hilariuskerk (te Maastricht), bij de Stenen Brug, ten behoeve van Tiloy de Cervo, wijnboer, en zijn erfgenamen.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Ida, weduwe van Boudewijn Pape, en zijn kinderen Ida, Hendrik, Godfried en Jan afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van twaalf schelling Luiks en twee kapoenen als allodium, gevestigd op een huis aan de Jeker, tegenover de Sint-Hilariuskapel (te Maastricht), bij de Stenen Brug, ten behoeve van Tiloy de Cervo, wijnboer, en zijn erfgenamen.
Origineel
[A]. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 728, getransfigeerd aan een aantal veertiende- en vijftiende-eeuwse oorkonden. Thans onvindbaar.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 86-87 (met onvolledige vertaling), nr. 1291.05.15, naar [A].
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 34, nr. 22. – Haas, Chronologische lijst, 91, nr. 244. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 138, nr. 728.
Tekstuitgave
Bij ontstentenis van het origineel is onderhavige oorkonde uitgegeven naar a.

Nummer 71
Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van de abdij van Thorn enerzijds en de pastoors van Oeteren, Gilze, Thorn, Beek, Eisden en Baarle anderzijds benoemen ten overstaan van meester Pieter van Awans, openbaar notaris, Robert van Millen en Willem van Hers tot hun procuratoren om de goedkeuring te bewerkstelligen door de bisschop van Luik of de paus van de overeenkomsten, gesloten door abdis, convent en de pastoors inzake de tienden en andere rechten binnen hun parochies; het kathedrale kapittel te Luik bezegelt op verzoek van alle partijen mede.
Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van de abdij van Thorn enerzijds en de pastoors van Oeteren, Gilze, Thorn, Beek, Eisden en Baarle anderzijds benoemen ten overstaan van meester Pieter van Awans, openbaar notaris, Robert van Millen en Willem van Hers tot hun procuratoren om de goedkeuring te bewerkstelligen door de bisschop van Luik of de paus van de overeenkomsten, gesloten door abdis, convent en de pastoors inzake de tienden en andere rechten binnen hun parochies; het kathedrale kapittel te Luik bezegelt op verzoek van alle partijen mede.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 81.
Uitgave
a. Dillo-Van Synghel, ONB II, 1063-1065, nr. 1400, naar A.

Nummer 71
Jan I, hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg, gelast zijn schout te Maastricht om de kanunniken van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht goede vredebrieven te verlenen voor de processen en twisten die hun bloedverwanten met anderen hebben, mits de kanunniken deze niet naar zich toetrekken en er zich niet mee inlaten.
Jan I, hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg, gelast zijn schout te Maastricht om de kanunniken van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht goede vredebrieven te verlenen voor de processen en twisten die hun bloedverwanten met anderen hebben, mits de kanunniken deze niet naar zich toetrekken en er zich niet mee inlaten.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 63.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: Littera domini .. (hierna bovengeschreven door latere hand) Iohannis, ducis Brabantie, super treugis et assecuratione canonicorum / 28. – 2o door 16e-eeuwse hand: R. LIIII / anno 1292. – 3o door 17e-eeuwse hand: In capsa ducalium / excopiatum / 7 / g 6. – 4o door 18e-eeuwse hand: Cap. 4.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat niet aangekondigd is, namelijk: S1 van Jan I, hertog van Brabant, van bruine was, beschadigd. Voor een beschrijving en afbeelding van S1, zie Venner, ‘Zegels’, nr. 52.
Afschrift
B. 17e eeuw, Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 12 (cartularium) = Cartularium ecclesie collegialis Sancti Servati (aldus) Trajecti ad Mosam, tomus secundus, Documenta imperialia et ducalia, fol. 4v-5r, onder caput: Ducalia, en onder de rubriek: Littera ducis Brabantie super treugis et assecuratione canonicorum, gewaarmerkt afschrift door Hendrik Lenssens, kapittelsecretaris en openbaar notaris, geadmitteerd door de Raad van Brabant, naar A..
Uitgave
Niet eerder uitgegeven.
Regesten
Doppler, ‘Verzameling [800-1273]’, 267, nr. 229. – Haas, Chronologische lijst, 93, nr. 250. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 54, nr. 63.

Nummer 72
Adolf van Scherfte, Willem van Vormesnijt en Willem van Kemenade, ridders, verklaren dat Geertrui, weduwe van Gerlach van Übach, en haar zonen Jan, Willem, Dirk en Gerlach voldoende gecompenseerd zijn door Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van Thorn omwille van de gevangenschap van Gerlach door een zekere persoon, bijgenaamd Wraedsche.
Adolf van Scherfte, Willem van Vormesnijt en Willem van Kemenade, ridders, verklaren dat Geertrui, weduwe van Gerlach van Übach, en haar zonen Jan, Willem, Dirk en Gerlach voldoende gecompenseerd zijn door Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van Thorn omwille van de gevangenschap van Gerlach door een zekere persoon, bijgenaamd Wraedsche.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 87.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 17e-eeuwse hand: Ein sohns etliger mitt der abdissen, 1299. – 2o door 18e-eeuwse hand: V boven doorgestreepte O, Z?.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S3 van Willem van Kemenade, van witte was, beschadigd; en twee bevestigingsplaatsen voor de aangekondigde zegels van Adolf van Scherfte en Willem van Vormesnijt (LS1 en LS2). Voor een beschrijving en afbeelding van S3, zie Venner, ‘Zegels Thorn’, 45-46.
Uitgaven
a. Franquinet, Beredeneerde inventaris Thorn, 94, nr. 61, naar A. – b. Habets, Archieven Thorn, 82-83, nr. 87, naar a.
Regest
Haas, Chronologische lijst, 104-105, nr. 289 (gedateerd 1299 juni 23).

Nummer 72
Lambert van Maastricht genaamd van Sint-Hilarius, openbaar notaris, oorkondt dat in aanwezigheid van getuigen en van deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht enerzijds en Udo van Colmont, pastoor van Heer, anderzijds een document is voorgelezen waarin Udo ten behoeve van de Sint-Servaaskerk afstand heeft gedaan van alle rechten die hij op de novale tienden te Heer zou kunnen hebben, en dat Udo heeft verklaard dat dit alles waar is.
Lambert van Maastricht genaamd van Sint-Hilarius, openbaar notaris, oorkondt dat in aanwezigheid van getuigen en van deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht enerzijds en Udo van Colmont, pastoor van Heer, anderzijds een document is voorgelezen waarin Udo ten behoeve van de Sint-Servaaskerk afstand heeft gedaan van alle rechten die hij op de novale tienden te Heer zou kunnen hebben, en dat Udo heeft verklaard dat dit alles waar is.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 384.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: Compositio inter capitulum et investitum (eerste letter verbeterd uit U door schrijfhand) ecclesie de et (aldus) Here. – 2o door 15e-eeuwse hand: NXXX. – 3o door 16e-eeuwse hand: 1292 / in capsula Heer / excopiatum numero 3. – 4o door 17e-eeuwse hand: 55 / cap. 52.
Bezegeling en bekrachtiging: één bevestigingsplaats, vermoedelijk voor het aangekondigde zegel van Udo van Colmont, pastoor van Heer (LS1); alsmede het signet van Lambert van Maastricht, openbaar notaris.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Habets, ‘Codex diplomaticus’, 47-19, nr. 84, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Verzameling [800-1273]’, 267-268, nr. 230. – Haas, Chronologische lijst, 93, nr. 251. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 94, nr. 384.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.
Nummer 73
Raas II van Gavere, heer van Liedekerke en Breda, erkent na onderzoek dat de heren van Breda geen recht hebben op het patronaatsrecht van de kerk van Etten, en dat de pastoor van Gilze het presentatie- en collatierecht bezit.
Raas II van Gavere, heer van Liedekerke en Breda, erkent dat de heren van Breda geen recht hebben op het patronaatsrecht van de kerk van Etten, en dat de pastoor van Gilze het presentatie- en collatierecht bezit.
Origineel
[A]. Niet voorhanden.
Afschrift
B. 1611 mei 7, Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 1629 = Codex of cartularium IV, 992-1762 (band notariële afschriften abdij Thorn), ongefol., gewaarmerkt afschrift door P. Gillis, griffier van de Raad van Brabant, naar een verloren gegaan register met afschriften.
Uitgave
a. Dillo-Van Synghel, ONB II, 1083-1086, nr. 1410.

Nummer 73
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Ida van de Hoge Brug, begijn, nicht van Marsilius, afstand heeft gedaan van een jaarlijkse cijns van vijftien schelling Luiks en één kapoen, gevestigd op haar goederen in de Hoge Brug (te Maastricht) ten behoeve van Jutta, begijn, dochter van Reinier van Susghen.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Ida van de Hoge Brug, begijn, nicht van Marsilius, afstand heeft gedaan van een jaarlijkse cijns van vijftien schelling Luiks en één kapoen, gevestigd op haar goederen in de Hoge Brug (te Maastricht) ten behoeve van Jutta, begijn, dochter van Reinier van Susghen.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 463-1. Getransfigeerd aan de oorkonde d.d. 1294 juni 25 (zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 74).
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: XV solidos, I caponem. – 2o door 15e-eeuwse hand: In Alto Ponte. – 3o door 16e-eeuwse hand: Littera Iutte de Susghen / non invenitur in registro / 79. – 4o door 16e-eeuwse hand: R 96 / 1293 / X 24.
Bezegeling: twee uithangend bevestigde zegels, die niet aangekondigd zijn, namelijk: S1 van Jan Suevus, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd. – S2 tweede zegel van Bruno supra Domum, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd. Voor een beschrijving en afbeelding van S1 en S2, zie respectievelijk Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, 162, en Idem, ‘Maastrichtse schepenzegels’, 177, nr. 41.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 95-96 (met onvolledige vertaling), nr. 1293.10.23, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 39, nr. 31. – Haas, Chronologische lijst, 95-96, nr. 259. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 103, nr. 463.
Lokalisering
De Altus Pons is de Sint-Bernardusstraat, vroeger de Helstraat, te Maastricht, zie Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 185, noot 56.
Ontstaan en samenhang
Onderhavige oorkonde is geschreven door een scriptor die twee originele schepenoorkonden van Maastricht mundeert voor de commandeur van de Duitse Orde en het klooster van Sint-Gerlach te Houthem d.d. 1293 mei 15 (zie Van Synghel, Oorkonden Sint-Gerlach, 165-166, nr. 38) en voor het Sint-Servaaskapittel te Maastricht d.d. 1296 februari 25 (zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 78). Bijgevolg kan deze scriptor worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht. Voor de oorkonde d.d. 1294 juni 25, waar onderhavige oorkonde als transfix aan bevestigd is, zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 74.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.
Nummer 74
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Jutta, begijn, dochter van Reinier van Susghen, afstand heeft gedaan van een jaarlijkse cijns van vijftien schelling Luiks en één kapoen, zoals vermeld in de getransfigeerde oorkonde d.d. 1293 oktober 23, ten behoeve van deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht ten bate van de feestelijkheden die Jan, priester, gewezen gasthuismeester, heeft ingesteld op het feest van de heilige Barbara, en voor zijn jaargetijde.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Jutta, begijn, dochter van Reinier van Susghen, afstand heeft gedaan van een jaarlijkse cijns van vijftien schelling Luiks en één kapoen, zoals vermeld in de getransfigeerde oorkonde d.d. 1293 oktober 23, ten behoeve van deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht ten bate van de feestelijkheden die Jan, priester, gewezen gasthuismeester, heeft ingesteld op de feestdag van de heilige Barbara, en voor zijn jaargetijde.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 463-2. Met de getransfigeerde oorkonde d.d. 1293 oktober 23.
Aantekening op de voorzijde van de pliek: 1o door 13e-eeuwse hand: Per Sylogum 4. Geen aantekeningen op de achterzijde.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat niet aangekondigd is, namelijk: S2 tweede zegel van Olbert Colsop, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd; en één bevestigingsplaats, vermoedelijk voor het zegel van Florens, (zoon van wijlen Gozewijn Rufus), dat niet aangekondigd is (LS1). Voor een beschrijving en afbeelding van S2, zie Venner, ‘Maastrichtse schepenzegels’, 175, afb. 32.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 127-128 (met onvolledige vertaling), nr. 1294.06.25 (1), naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 40, nr. 32. – Haas, Chronologische lijst, 98, nr. 267. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 103, nr. 463.
Samenhang
Voor de getransfigeerde oorkonde d.d. 1293 oktober 23, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 73.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 75
De officiaal van het hof van Luik doet uitspraak in een proces tussen het Sint-Servaaskapittel te Maastricht enerzijds en Willem, heer van Horn, ridder, anderzijds inzake de rechten en bezittingen van het Sint-Servaaskapittel te Weert en hij wijst de hoge en lage rechtspraak, de aanstelling van schout en schepenen, een deel van de tienden en andere bezittingen en inkomsten aldaar toe aan het kapittel.
De officiaal van het hof van Luik doet uitspraak in een proces tussen het Sint-Servaaskapittel te Maastricht enerzijds en Willem, heer van Horn, ridder, anderzijds inzake de rechten en bezittingen van het Sint-Servaaskapittel te Weert en hij wijst de hoge en lage rechtspraak, de aanstelling van schout en schepenen, een deel van de tienden en andere bezittingen en inkomsten aldaar toe aan het kapittel.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 885. Beschadigd met tekstverlies.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: Sententia diffinitiva per quam adiudicantur capitulo alta et bassa iurisdictio ville de Werta et plura alia iura (hierna toegevoegd door 16e-eeuwse hand): per officialem Leodiense, XIX. – 2o door 16e-eeuwse hand: 19 / B II / 1295.
Bezegeling: één bevestigingsplaats, vermoedelijk voor het aangekondigde zegel van het officialaat van Luik (SD1).
Afschriften
[B]. niet voorhanden, maar bekend uit C, cartularium van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht = Liber A, fol. 92. – C. vóór 1768, Ibidem, toegangsnr. 22.001A, Handschriftencollectie (voormalig) Gemeentearchief Maastricht, 14de-20ste eeuw, inv. nr. 199a (cartularium) = Diplomata Trajectensia de anno 800 ad 1664, p. 479-484, onder de rubriek: Sententia per compromissum data ab officiale Leodiense de bonis, iurisdictione, decimis, liberis et aliis iuribus in villa de Werth pertinentibus ad capitulum Sancti Servatii contra comitem Lossensem, in vigilia Pentecostes 1295, gewaarmerkt afschrift door G.J. Lenarts, stadssecretaris van Maastricht, mogelijk naar [B].
Uitgave
a. Hackeng, Het middeleeuwse grondbezit, 321-325, nr. 102a (onvolledig), naar A.
Regesten
Doppler, ‘Verzameling [800-1273]’, 269-270, nr. 232 (gedateerd 1294 mei 21). – Haas, Chronologische lijst, 99, nr. 270. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 158, nr. 885.
Samenhang
In onderhavige oorkonde is de invocatio en intitulatio alsmede de datatio uit de oorkonde van rooms-koning Hendrik IV d.d. 1062 geïnsereerd (zie Collectie Sint-Servaas, nr. 1).
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 76
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Basilea en Mathilde, dochters van Boudewijn de Molendino, een jaarlijkse cijns van zeven schelling Luiks, gevestigd op een huis op de Kersenmarkt (te Maastricht), hebben overgedragen aan Jan, kanunnik van de kerk van Xanten, ten behoeve van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Basilea en Mathilde, dochters van Boudewijn de Molendino, een jaarlijkse cijns van zeven schelling Luiks, gevestigd op een huis op de Kersenmarkt (te Maastricht), hebben overgedragen aan Jan, kanunnik van de kerk van Xanten, ten behoeve van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 465.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: De VII solidis quos Gerardus supra Viam solvit. – 2o door 15e-eeuwse hand: In Foro Cerisorum ex opposito domus scabinorum in ordone. – 3o door 15e-eeuwse hand: 47 / 340. – 4o door 16e-eeuwse hand: 1295.
Bezegeling: twee bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de niet aangekondigde zegels van Godfried, zoon van Florens, en Jan van Mulken, schepenen van Maastricht (LS1 en LS2).
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 136-137 (met onvolledige vertaling), nr. 1295.10.06, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 44-45, nr. 41. – Haas, Chronologische lijst, 100, nr. 274. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 103, nr. 465.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 77
Willem van Sint-Servaas, schepen en plaatsvervanger van de schout Godfried van Colmont, en de schepenen van Sint-Pieter oorkonden dat Ida, echtgenote van Hendrik Mulart, en haar broers Folkwin en Reinier Schecters afstand hebben gedaan van een jaarlijkse erfcijns van twintig schelling Luiks, gevestigd op goederen van Ida die gelegen zijn op het eiland over de Oude Maas, ten behoeve van deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht voor het jaargetijde van Reinier, deken van Xanten.
Willem van Sint-Servaas, schepen en plaatsvervanger van de schout Godfried van Colmont, en de schepenen van Sint-Pieter oorkonden dat Ida, echtgenote van Hendrik Mulart, en haar broers Folkwin en Reinier Schecters afstand hebben gedaan van een jaarlijkse erfcijns van twintig schelling Luiks, gevestigd op goederen van Ida die gelegen zijn op het eiland over de Oude Maas, ten behoeve van deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht voor het jaargetijde van Reinier, deken van Xanten.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 835. Beschadigd met tekstverlies.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: De [***]. – 2o door 16e-eeuwse hand: 1295. – 3o door 16e-eeuwse hand: 93 / 203.
Bezegeling: vijf nog zichtbare bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de zegels van de schepenen van Sint-Pieter, die niet aangekondigd zijn.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 138-139 (met onvolledige vertaling), nr. 1295.12.28, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 45, nr. 42. – Haas, Chronologische lijst, 100-101, nr. 275. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 152, nr. 835.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar. De lacunes in A zijn waar mogelijk aangevuld.

Nummer 78
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Reinier, Parcifal, Anton, Homedeus Petrus en hun medegezellen, lombarden te Maastricht, afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van vier mark Luiks, gevestigd op huizen in de Raamstraat en de Grachtstraat (te Maastricht), ten behoeve van deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht.
Schepenen van Maastricht oorkonden dat Reinier, Parcifal, Anton, Homedeus Petrus en hun medegezellen, lombarden te Maastricht, afstand hebben gedaan van een jaarlijkse cijns van vier mark Luiks, gevestigd op huizen in de Raamstraat en de Grachtstraat (te Maastricht), ten behoeve van deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 466.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: Littere de quatuor marcis de bonis Henrici Mulen. – 2o door 15e-eeuwse hand: De IIII marcis. – 3o door 15e-eeuwse hand: Littera de domo Iohannis de Viseto. – 4o door 16e-eeuwse hand: 113. – 5o door 16e-eeuwse hand: R 3A. – 6o door 16e-eeuwse hand: 1295.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat niet aangekondigd is, namelijk: S2 van Jan Borneken, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd; en één bevestigingsplaats, vermoedelijk voor het zegel van Florens, (zoon van wijlen Gozewijn Rufus), dat niet aangekondigd is (LS1). Voor een beschrijving en afbeelding van S2, zie Venner, ‘Maastrichtse schepenzegels’, 176, nr. 48, en 177.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 141-142 (met onvolledige vertaling), nr. 1296.02.25, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 46, nr. 43. – Haas, Chronologische lijst, 101, nr. 277. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 103, nr. 466.
Datering
Het gebruik van de paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die schepenoorkonden van Maastricht mundeert en kan worden gelokaliseerd in het milieu van de schepenbank van Maastricht, zie Collectie Sint-Servaas, nr. 73 onder Ontstaan en samenhang.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.

Nummer 79
Schepenen van beide gerechten van Maastricht oorkonden dat Oger van Borgharen, ridder, voogd van Maastricht, de inkomsten die wijlen Jan, zijn zoon, kanunnik van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, had verworven van de broeders van de Biesen te Maastricht, heeft overgedragen aan de provisoren van de Tafel van de Heilige Geest te Maastricht ten bate van drie jaargetijden, namelijk voor hemzelf, voor zijn echtgenote Oda en voor zijn zoon Jan.
Schepenen van beide gerechten van Maastricht oorkonden dat Oger van Borgharen, ridder, voogd van Maastricht, de inkomsten die wijlen Jan, zijn zoon, kanunnik van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, had verworven van de broeders van de Biesen te Maastricht, heeft overgedragen aan de provisoren van de Tafel van de Heilige Geest te Maastricht ten bate van drie jaargetijden, namelijk voor hemzelf, voor zijn echtgenote Oda en voor zijn zoon Jan.
Originelen
A1. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002H, archief Broederschap der kapelanen van Sint-Servaas te Maastricht, 1139-1797, inv. nr. 196. Gelinieerd. Deze oorkonde is getransfigeerd door andere schepenoorkonden.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 15e-eeuwse hand: De XV solidis ad Sanctum Spiritum. – 2° door 15e-eeuwse hand: Littera advocati de censibus (en door andere hand toegevoegd) Sancti Spiritus. – 3° door 15e-eeuwse hand: Datum M° CC XCVI°.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S2 van de Luikse stedelijke gemeenschap van Maastricht, van bruine was, beschadigd; en één bevestigingsplaats, vermoedelijk voor het aangekondigde zegel van de Brabantse stedelijke gemeenschap van Maastricht (LS1). Voor een beschrijving en afbeelding van S2, zie Venner, ‘Zegels’, nr. 56. Tevens zijn er nog vijf incisies voor de doorgehaalde zegelstaarten van de twee getransfigeerde oorkonden.
A2. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.D028, archief Klooster der Predikheren te Maastricht, 1261-179, inv. nr. 85.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 14e-eeuwse hand: Littera de XV solidis ex parte domini advocati (hierna door andere hand) quos Spiritus Sancti provisores persolvent conventui / hieronder B III ff + doorgestreept. – 2o door 16e-eeuwse hand: 1295. – 3o door 18e-eeuwse hand: B (hierna 48 doorgestreept) 47, de 15 solidis quos reliqua confertur dominus de Haeren et advocatus Traiectensis pro suo anniversario, ad onus Sancti Spiritus, 1296.
Bezegeling: twee uithangend bevestigde zegels, die aangekondigd zijn, namelijk: S1 de Luikse stedelijke gemeenschap van Maastricht, van bruine was, beschadigd. – S2 van de Brabantse stedelijke gemeenschap, van bruine was, beschadigd. Voor een beschrijving en afbeelding van S1 en S2, zie Venner, ‘Zegels’, nrs. 56 en 57.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgaven
a. Doppler, ‘Schepenbrieven’, 47-48, nr. 45, naar A1. – b. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 147-148 (met onvolledige vertaling), nr. 1296.11.30(1), naar A1.
Regesten
Haas, Chronologische lijst, 102, nr. 280. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 226, nr. 196.
Ontstaan
Onderhavige oorkonde is in tweevoud opgemaakt, waarvan één exemplaar in het archief van het Sint-Servaaskapittel berust en één in dat van de Predikheren te Maastricht. Beide originelen zijn door dezelfde hand geschreven.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar. De varianten van A2 staan in het notenapparaat, met uitzondering van de afkortingen.

Nummer 80
Ontvanger en schepenen van de hof van Lenculen oorkonden dat Diborg van Hasselt afstand heeft gedaan van een huis met de aangrenzende hof (te Maastricht), ressorterend onder de hof van Lenculen, ten behoeve van Arnoud, haar kleinzoon.
Ontvanger en schepenen van de hof van Lenculen oorkonden dat Diborg van Hasselt afstand heeft gedaan van een huis met de aangrenzende hof (te Maastricht), ressorterend onder de hof van Lenculen, ten behoeve van Arnoud, haar kleinzoon.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002H, archief Broederschap der kapelanen van Sint-Servaas te Maastricht, 1139-1797, inv. nr. 334.
Geen aantekeningen vóór 1800 op de achterzijde.
Bezegeling: twee uithangend bevestigde zegels, die niet aangekondigd zijn, namelijk: S2 tweede zegel van Olbert Colsop, schepen van de hof van Lenculen, van bruine was, beschadigd. – S6 van Philips, schepen van de hof van Lenculen, van bruine was, beschadigd; en zes bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de zegels van de ontvanger van de hof van Lenculen en van Jan Borneken, Florens, (zoon van wijlen Gozewijn Rufus), Adolf, Hendrik de Molendino en Gillis van Hepeneert, schepenen van de hof van Lenculen, die niet aangekondigd zijn (LS1, LS3, LS4, LS5, LS7 en LS8). Voor een beschrijving en afbeelding van S2 en S6, zie Venner, ‘Maastrichtse schepenzegels’, 174-175, afb. 32, en hierna Idem, ‘Zegels’, nr. 61.
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 163 (met onvolledige vertaling), nr. 1300.08.18, naar A.
Regesten
Doppler, ‘Schepenbrieven’, 50, nr. 50. – Haas, Chronologische lijst, 106, nr. 293. – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 244, nr. 334.
Lokalisering
Volgens Doppler, ‘Schepenbrieven’, 50, is ‘commune’ mogelijk te identificeren met de Commende, Comena, Kommel, Kommelstraat.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet altijd goed zichtbaar.
Er komen in onze database geen oorkonden voor die overeenkomen met de zoekwoorden of filters die heeft toegepast. Reset alle filters en probeer opnieuw.
partners
donateurs



.avif)





